Mag het middel een abortieve werking hebben?

 

De grote vraag voor een christen is welke middelen ethisch aanvaardbaar zijn. De belangrijkste vraag bij deze ethische afweging is: breekt het middel een net ontstane zwangerschap af? Ofwel: heeft het middel een abortieve werking?

Cusveller beschrijft in zijn boek dat in de volksmond het begrip ‘anticonceptie’ vaak ruim wordt opgevat. Het betekent letterlijk ‘het voorkomen van de bevruchting’ (de samensmelting van een eicel met een zaadcel). 

Er zijn echter verschillende vormen van ‘anticonceptie’ die strikt genomen óók de innesteling van een inmiddels bevruchte eicel in het baarmoederslijmvlies verstoren en niet alleen de bevruchting zélf voorkomt.

 

Christelijke ethiek

Binnen de ethiek zijn er verschillende zienswijzen op de beschermwaardigheid van het embryo. Deze zienswijzen kun je globaal verdelen in drie groepen:

  1. Geen morele status toekennen aan het embryo.
  2. Een geleidelijke beschermwaardigheid van het embryo.
  3. Het embryo is beschermwaardig vanaf de bevruchting.

De meeste christelijke ethici gaan uit van de derde zienswijze. Het fundament van de beschermwaardigheid van het leven ligt bij God en het geschapen zijn naar Zijn beeld. God Die het nieuwe leven heeft laten ontstaan en Die een plan heeft met het meest kwetsbare: de bevruchte eicel met een zwevend bestaan. Een geheel van cellen met het vermogen uit te groeien tot een mens. Meer uitleg over de embryonale ontwikkeling, vind je hier

 

Werkingsmechanisme van anticonceptie

Om te kunnen begrijpen welke middelen wel of geen abortieve werking kunnen hebben, is het goed om te verschillende werkingen van anticonceptie te kennen: 

  • Methoden in strikte zin: voorkomt dat de zaadcel de eicel bereikt.
  • Methoden in ruime zin: gaat de innesteling van de reeds bevruchte eicel tegen. Hier spreken we van onderschepping. Het gaat niet om het voorkómen van samensmelting, maar om het voorkómen of het tenietdoen van de innesteling van de bevruchte eicel in de baarmoeder. 
  • Methoden die beide werkingen hebben, dus zowel het voorkomen als het onderscheppen. De meeste vormen van hormonale anticonceptie hebben namelijk ook een verstorende invloed op het baarmoederslijmvlies, in die zin dat de normale ontwikkeling en opbouw uitblijft. Als er ondanks het gebruik van het middel toch een eisprong optreedt en een bevruchting plaatsvindt, zorgt datzelfde hormoon er vervolgens voor dat een bevruchte eicel niet kan innestelen. 

 

Voorkomen van bevruchting

De eerste categorie zal dus nooit een abortieve werking hebben, omdat er geen sprake is van een bevruchting. Onder deze categorie vallen met zekerheid alle natuurlijke methoden, barièremethoden en chirurgische methoden. 

 

Onderschepping van innesteling 

Onder de tweede categorie valt de morning-after pil en het koperspiraaltje, als deze na de mogelijke bevruchting wordt genomen of geplaatst. Deze twee middelen worden ‘noodanticonceptie’genoemd, maar vanuit de christelijke ethiek spreken we van een vroege abortus. Strikt genomen vallen deze methoden niet onder het begrip abortus omdat de vrucht dan nog niet aan de baarmoederwand is gehecht. Toch hebben ze een abortieve werking, omdat het embryo wordt uitgestoten doordat de innesteling wordt tegengegaan. Het onderscheppen van de innesteling botst met de visie op het leven waarin het embryo vanaf het allereerste moment bescherming verdient. Daarom is deze categorie niet te rijmen met onze Bijbelse visie van het beschermen van ieder leven. 

 

Voorkomen van bevruchting en onderschepping van innesteling

Over deze derde categorie is onder christenen meer discussie. Hormonale aniticonceptie hebben namelijk drie beoogde werkingen:

  1. Het voorkomen van een eisprong.
  2. Het slijm in de baarmoedermond ontoegankelijk maken voor zaadcellen.
  3. Het baarmoederslijmvlies ongeschikt maken voor innesteling.

De methoden hebben in eerste instantie de eerste twee werkingen als doel: het voorkomen dat er een eisprong optreedt of dat een zaadcel de eicel bereikt doordat het slijm van de baarmoeder ontoegankelijk wordt gemaakt door hormonen. In veruit de meeste gevallen heeft het middel in theorie ook deze uitwerking en komt er geen bevruchte eicel. Er blijft echter een kleine kans dat het toch tot een samensmelting komt, waardoor de derde ‘trap’ van het middel in werking treedt. De kunstmatige hormonen zorgen ervoor dat de groei van het baarmoederslijmvlies zo verstoord wordt, dat er (bijna) geen mogelijkheid voor een innesteling van een eicel meer is. 

 

Gebruik van hormonale middelen

Over de percentages van de kans dat het toch tot een bevruchting komt, is weinig duidelijk. Het hangt van allerlei factoren af of er toch een samensmelting van de eicel en de zaadcel komt. Bijvoorbeeld doordat er wel een eisprong optreedt door verkeerd gebruik van het middel (het niet consequent slikken van de pil of het plakken van een pleister of het plaatsen van een ring), door ziekte (waardoor de hormoonhuishouding verstoord wordt) of de leeftijd van de vrouw. 

Wat betreft de leeftijd van de vrouw: over het algemeen zou je kunnen zeggen dat een jonge en super-vruchtbare vrouw een grotere kans heeft op een onbedoelde bevruchting, dan een vrouw die al ouder is. In het laatste geval is het mogelijk dat een arts de pil voorschrijft om overgangsklachten zoals heftige menstruaties, opvliegers en zweetaanvallen te verminderen. Het is goed om te weten dat de kans op een abortieve werking dan veel kleiner is, omdat de vrouw al sterk verminderd vruchtbaar is. 

Omdat de samenstelling van de hormonen in de hormonale anticonceptie ook regelmatig wijzigt (meer of minder oestrogeen of progestageen in verband met bijwerkingen van deze hormonen), is ook niet met zekerheid te zeggen welk middel een grotere of kleinere kans heeft op een ongewilde abortieve werking. Apothekers en artsen kunnen hier geen duidelijkheid over geven.

 

Afweging abortieve werking

Ieder christelijk stel moet hierin voor zichzelf een afweging maken. Je zou jezelf de volgende vragen kunnen stellen:

1. Is het risico op een abortieve werking voor jullie aanvaardbaar? Als jullie absoluut niet willen dat er een mogelijkheid is op een abortieve werking, is het beter om te stoppen met de hormonale anticonceptie en een alternatieve vorm van anticonceptie te zoeken die bij jullie situatie past. 

2. Weegt het  risico op tegen de reden dat jullie het hormonale middel gebruiken? Denk goed na of jullie 'nood' om het middel te gebruiken, afweegt tegen de kans op de abortieve werking. Hoe consequent kun je het middel gebruiken? Hoe oud is de vrouw of is er al een begin van de overgang? 

3. Is er een alternatief of aanvullend middel dat jullie zouden kunnen gebruiken? Als je het hormonale middel gebruikt op doktersrecept, bijvoorbeeld bij ernstige menstruatieproblemen of overgangsklachten, dan kun je er ook voor kiezen om een tweede middel of methode te gebruiken, zoals een natuurlijke methode of een barrièremethode als het condoom